Artikel Trouw - Goede leraar belangrijker voor onderwijskwaliteit dan urennorm

Kwaliteitsverbetering van het onderwijs is hét antwoord op de sombere voorspelling als het gaat om de economische groei. De verwachting is dat EU als geheel in de komende tien jaar zo’n magere 0,5 tot 1 % per jaar groeit. Vergeleken met opkomende economieën als India, China, Brazilië en Turkije is dat erg gering. De oplossing voor deze oplopende achterstand is het voortgezet onderwijs op een hoger plan tillen, waarmee de kenniseconomie wordt gestimuleerd. Deze oplossing is simpel en bijna kosteloos. Het Nederlandse lerarencorps moet beter presteren en een hogere leskwaliteit gaan leveren. Dat levert veel meer op dan het vaststellen van een urennorm.

Vanaf het ontstaan van de financiële crisis in 2008 hebben regeringen geroepen dat er geïnvesteerd moet worden in onderwijs. In 2009 werd kamerbreed de motie Hamer aangenomen. Hierin staat de ambitie dat Nederland tot de top 5 van kenniseconomieën moet gaan behoren in de wereld. Eerder, in 2007 verscheen het onderzoeksrapport van McKinsey. Dit onderzoek toont aan dat het verschil tussen een goede leraar en een slechte leraar, gemeten in de prestaties van hun leerlingen, maar liefst 53 percentiel bedraagt. Het onderzoek bewijst eens te meer dat de rol van de docent cruciaal is in het leerproces van de leerling. Het rapport is dan ook met tromgeroffel ontvangen door verenigingen van leraren, zoals Beter Onderwijs Nederland.

Om beter onderwijs te krijgen moet je dus zorgen voor betere leraren. Niet zo moeilijk, zou je denken. Geef de professional de ruimte om zich te scholen en hij zal zorgen dat hij zich ontwikkelt in zijn vak. Die ruimte is er: elke docent in Nederland in het voortgezet onderwijs heeft het CAO-recht om 10% van zijn te werken uren te besteden aan scholing en ontwikkeling. Onderzoek wijst uit dat daar weinig gebruik van wordt gemaakt.

Onderwijsspecialist Olaf MacDaniel van CBE onderzocht de professionaliteit van leraren in het MBO en vergeleek die met negen andere beroepsgroepen. Zijn conclusie is dat bij geen van de andere beroepsgroepen er zo weinig invloed is te meten van nascholing op het professioneel handelen als bij de leraar. De Nederlandse docent werkt op zichzelf, heeft veel ruimte om zijn eigen kwaliteit te bepalen en wordt te weinig geprikkeld om zowel zijn vakgebied als zijn beroepsvaardigheden te ontwikkelen.

De onderwijskwaliteit wordt bepaald door elke individuele docent en zijn lesvaardigheden. Veel Nederlandse leraren beschouwen dit ook als hun professionele ruimte. Hoe hoger de opleiding, hoe hardnekkiger deze misvatting wordt gekoesterd. Hier ligt ook het levensgrote probleem van het onderwijs. De docent moet zijn individuele koers verlaten, feedback leren krijgen en leren in teamverband te werken.

Een goede professional laat zijn professioneel handelen beoordelen door anderen. Dat kan zijn door zijn “peers”, door zijn cliënten, door zijn leidinggevenden en door andere belanghebbenden. Hij vraagt om feedback en laat zien wat hij ermee doet. In de Nederlandse onderwijspraktijk komt dit nauwelijks voor. Kennis en vaardigheden lijken het geestelijk eigendom van de docent zelf en staan te weinig in dienst van het hogere doel. Het gaat er per slot van rekening om om leerlingen op het hoogst mogelijk niveau op te leiden. Zij moeten later een zo groot mogelijke toegevoegde waarde kunnen ontwikkelen om zo de kenniseconomie impuls op impuls te geven. Het is dé manier om Nederland in de top 5 van kennislanden te positioneren. Het gebrek aan reflectie op het vakmanschap van de docent leidt ertoe dat leraren in Nederland te weinig doen aan ontwikkeling van hun eigen talent. Docenten doen daarmee ook de talentontwikkeling van hun leerlingen ernstig tekort met alle economische gevolgen van dien.

Hoe anders is dit in de regio Sjanghai, momenteel wereldwijd de topregio in het onderwijs. Daar wordt elke docent, zijn loopbaan lang, wekelijks gevolgd met meerdere beoordeling van zijn lessen door collega’s, ook van andere scholen, en leidinggevenden. Elke beoordeling wordt doorgesproken en de docent moet laten zien dat hij actief bezig is met de uitbreiding van zijn vaardigheden. Kopiëren en verbeteren en dat in een continu proces. In Nederland wordt soms gebruik gemaakt van collegiale consultaties, feedback van leerlingen en audits, maar niet op grote schaal en vrijwel nergens structureel. Daar valt dus veel, en vooral snelle, winst te behalen.

Een andere, succesvolle, vorm om de kennis en vaardigheden van onze docenten te deprivatiseren is het samenwerken en samen ontwikkelen in teamverband. Landen als Canada en Finland maken succesvol gebruik van samenwerken in teams en gebruiken de teams als scholingsinstrument. Met elkaar leren docenten om gezamenlijk een afgesproken didaktiek te hanteren. Vaardigheden worden in groepsverband ontwikkeld. Enige jaren geleden is een grootschalig onderwijsverbeteringproject gestart in de provincie Ontario, Canada. Onderdeel van dit project is dat docenten met elkaar afspreken dat zij gedurende een bepaalde periode, zes weken tot twee maanden - een nieuwe didactische werkvorm hanteren.

Aan het eind van de periode evalueert elke docent wat deze werkvorm voor de leerlingen en voor henzelf heeft opgeleverd. Wat betekent het voor het leerresultaat? Die evaluaties worden in teamverband besproken. Beheerst het team de werkvorm dan wordt een nieuwe gekozen. Zo leert men in maximaal twee jaar tijd het complete didactisch instrumentarium aan. Door de groep als scholingsinstrument te gebruiken en dus tevens als drukmiddel, moet elke docent wel meewerken aan de ontwikkeling van zijn vaardigheden. Een prachtig middel om snel betere leraren voor de klas te krijgen.

De Canadese topadviseur op onderwijsvraagstukken, Michael Fullan, noemt als neveneffect van deze werkwijze het creëren van “sociaal kapitaal”. Dat is de situatie waarin de groep met elkaar een bepaald, hoog, niveau aanhoudt. Minder presterende docenten trekken zich op aan het gemiddelde van het collectief. Ze hoeven het niet langer alleen te doen.

In het Nederlandse funderend - primair en voortgezet- onderwijs zijn we wel begonnen aan teamvorming. Maar binnen die teams wordt nog erg veel gesproken over regelzaken en erg weinig over teamprestatie en samenwerken om het kennisniveau van onze leerlingen te verhogen. De goede Nederlandse leraar, en daar zijn er genoeg van, wordt weinig geprikkeld om zijn kennis en vaardigheden te delen met zijn minder goede collega’s. Zwakkere docenten kennen binnen de verhoudingen van de docentenkamer een te grote gêne om op hun handelen te laten reflecteren. Deze verlegenheid neemt toe naarmate de docent langer voor de klas staat.

In het Nederlandse onderwijs worden de kennis en de vaardigheden van leraren te vaak nog beschouwd als het geestelijk eigendom van de individuele leraart. Het wordt hoog tijd dat dit verandert. De docent als einzelgänger moet tot het verleden gaan behoren. Uiteindelijk is de hele Nederlandse samenleving economisch de dupe, want we moeten het nu hebben van een hoogwaardige kenniseconomie en daar zijn goed presterende leerlingen in het funderend onderwijs een voorwaarde voor. De urennorm niet.

Peter Overgaauw

Geen opmerkingen:

Een reactie posten